Uurcapaciteit
De uurcapaciteit, Cs, is het aantal schepen dat per uur door de sluis heen kan. Dit is gelijk aan het aantal schutcycli dat in een uur kan worden uitgevoerd vermenigvuldigt met het aantal schepen dat wordt bediend in een schutcylcus.
De duur van een schutcyclus, Tc, bestaat uit de duur van de opvaartcyclus en de duur van de afvaartcylus, Td. De duur van een op- of afvaartcyclus bestaat weer uit de som van de in- en uitvaartijden van de geladen schepen en ongeladen schepen, de lustijden en de bedieningsduur van het schutproces. Hierbij geldt dat het aantal geladen schepen dat in een op- of afvaartcyclus wordt bediend gelijk is aan het aantal schepen dat in een kolk past, nmax, vermenigvuldigt met het aandeel van geladen schepen, λ. De rest zijn ongeladen schepen. Dit alles levert een cyclustijd Tc op.
De cyclustijden voor geladen schepen en ongeladen schepen in een op- of afvaartcyclus worden berekend als:
nmax * (ti + tu) + tl-tiDe cyclustijd voor een op- of afvaartcyclus wordt berekend als:
λ * Tdgeladen + (1 - λ) * TdongeladenDe uiteindelijke cyclustijd is:
Tc = Tdopvaart + Tdafvaart
Het aantal cycli dat in een uur uitgevoerd kan worden is gelijk aan 1 / cyclustijd. Door dit te vermenigvuldigen met twee keer het aantal schepen dat in een kolk past (het aantal schepen in een op- en afvaartcyclus samen) en met het aantal kolken, wordt de uurcapaciteit van de sluis bepaald. Hier wordt dan nog het aandeel van de recreatievaart vanaf getrokken om de uurcapaciteit voor de binnenvaart te krijgen.
Cs = # kolken * (1 - aandeel recreatievaart) * (2 * nmax ) / (Tc / 60)
Week- en jaarcapaciteit
De weekcapaciteit, Cw, van een sluis is de uurcapaciteit vermenigvuldigt met de tijd dat een sluis in bedrijf is in een week. De jaarcapaciteit, Mt/Y, wordt uitgedrukt in aantal miljoenen ton lading dat voorbijkomt in de uitgevoerde schutcycli in een jaar.
Cw = bediende uren per week * Cs
Mt/Y = (Cs * gemiddeld laadvermogen * #weken) / 1.000.000